Het cluster Veldbeek, tussen Voorthuizen, Putten en Nijkerk

Algemeen

Het gebied waarin de beken van dit cluster liggen, is gesitueerd op de rand van de gebieden Gelderse Vallei, Noord Veluwe en Eemland. In al deze gebieden zijn door het Waterschap gebiedsdoelen geformuleerd voor o.a. de beekzones en de randmeerkust. Het Waterschap is de afgelopen jaren druk bezig geweest met het ecologisch verbeteren van de beekzones. Het vasthouden van water in alle gebieden is een prioriteit geworden.

Zie voor gedetailleerde gebiedsopgaven het BOP 2022-2027. Om de waterkwaliteit te laten voldoen aan de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) en droogte te bestrijden, moet de in ieder geval de snelle afstroom van water worden tegen gegaan.

De beken
Het cluster  van de Veldbeek is gelegen in de gemeente Putten in het noordelijk deel van de Gelderse Vallei. De hoofdstroom ontspringt aan de westrand van de Veluwe en mondt acht kilometer verder uit in de Schuitenbeek. De Schuitenbeek watert af in het Nuldernauw. Vanaf de Kruishaarse heide tot aan de Oldenallerallee heette de beek tot in elk geval 1960 De Nieuwe Beek. Het beeksysteem bestaat uit de Veldbeek zelf en zuidelijk daarvan de Beek Groot Hell en ten noorden daarvan de Veldbeek de Blarinckhorsterbeek, de Goorsteeg en de Knapzaksteeg. Het deel van de Schuitenbeek (stroomopwaarts), voorbij het instroompunt van de Veldbeek werd vroeger De Nieuwe Beek genoemd.

Het landschap van de Gelderse Vallei
De Gelderse Vallei bevindt zich in een voormalig tunneldal dat in het Saalien door een grote gletsjertong is uitgesleten. Langs de randen van deze gletsjer werden de Veluwe en de Utrechtse stuwwallen opgeduwd. Langs de flanken van deze stuwwallen en in de lagere delen bevindt zich dekzand soms in de vorm van dekzandruggen of kopjes. In het Holoceen zijn in de beekdalen van de Gelderse Vallei verspoelde dekzanden afgezet. Vaak vormen deze dekzanden paraboolduinen die in grote clusters bij elkaar kunnen liggen.
De hydrologische situatie van de Gelderse Vallei is van nature slecht. Van de oost- en de westzijde is er ondergronds afstromend water van de stuwwallen dat langs de randen van de vallei tot kwel leidt In de loop van het Holoceen verslechterde de afwatering door een stijgende zeespiegelstijging met als gevolg een opstuwing van het grondwater. Door de vernatting van de vallei kon alleen op de hogere delen, de dekzandruggen en koppen gewoond worden. In de lagere delen trad veengroei op. Deze veengroei bereikte zijn hoogtepunt tussen de Romeinse tijd en de late Middeleeuwen. Het meeste veen is nu afgegraven of door ontwatering geoxideerd. Het is bijna niet meer voorstelbaar dat er in de gehele Vallei hoogveen is geweest.

Als gevolg van het onttrekken van grondwater voor de drinkwatervoorziening (pompstation Kragtighuizen) en de industrie in de gemeenten Putten en Nijkerk, staat een gedeelte van de beekbeddingen bovenstrooms gedurende een deel van het jaar droog. Door de ontginning van voormalige veengebieden zoals het Huinerbroek is de sponswerking van deze gebieden ook minder en leveren zij ook minder water aan de beken.

werkzaamheden Veldbeek

Veldbeek
De Veldbeek ontspringt iets ten noorden van het golfterrein Edda Huzid. Het stroomgebied van de Veldbeek kenmerkt zich door de aanwezigheid van grote landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden. Het cluster Veldbeek heeft de classificatie Hoogst Ecologisch Niveau (HEN) bij de Provincie en het Waterschap.
In 1987 heeft het Waterschap samen met het Rijk en de provincie Gelderland een herstel programma opgezet om de kwaliteit van dit cluster te borgen en zo mogelijk te verbeteren. Een belangrijke doelstelling was het water langer vast te houden en de ecologisch potenties beter te benutten. Er zijn vanaf de jaren ’90 diverse projecten uitgevoerd, waarvan 3 projecten in deze eeuw. Er zijn retenties aangelegd en verbeterd en verschillende soorten stuwen. Trajecten van de beken zijn natuurlijker ingericht, delen verondiept. Ook zijn er in het gebied enkele helofytenfilters aangelegd. De bacteriën in de wortels van helofyten als riet en lis zuiveren het beekwater. Bovendien worden de planten eenmaal per tweejaar gemaaid en afgevoerd. Anti-verdrogingsmaatregelen zijn ook nog genomen samen met landgoedeen Gerven en Hell en met Natuurmonumenten (Oldenaller).
Sinds 1850 is het landschapsbeeld weinig veranderd. Het golft enigszins door dekzandruggen en ingesleten en ingegraven beekdalen. De oudste bewoning met akkers vinden we op de hogere dekzandruggen, de hooilanden waren lagergelegen en natter.

De benedenloop van de huidige Veldbeek (en ook de Blarinckhorsterbeek) zijn op de topografische kaart van 1850 tot aan Gerven te onderscheiden. De huidige bovenloop en middengedeelten van de beken zijn moeilijk of niet te onderscheiden. De benedenloop komt voor een groot gedeelte overeen met de huidige loop. Wat opvalt is dat de benedenloop van de Veldbeek in 1850 nog meandert.
Op de kaart van rond 1900 zijn de benedenloop en een gedeelte van de midden- en bovenloop van de Veldbeek en de Blarinckhorsterbeek te onderscheiden. De ligging komt overeen met de huidige loop. Het meanderende karakter van de benedenloop is verdwenen. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de regulatiewerkzaamheden aan het begin van de vorige eeuw. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd om overstromingen bij verhoogde afvoerpieken te voorkomen. Dergelijke afvoerpieken zijn het gevolg van de ontginningen (aanleg ontwateringsstelsels) en het bodemgebruik in het stroomgebied.
Kijken we op de topografische kaart van 1946 en 1947 dan is de ligging van de Veldbeek en de Blarinckhorsterbeek duidelijk te onderscheiden. Dit komt overeen met de huidige beekloop. Gezien het verdwenen meanderende karakter en gezien het feit dat grote delen van de beektrajecten in de huidige situatie zijn beoordeeld als matig-natuurlijke beektrajecten, waren rond 1946 reeds grote trajecten van de Veldbeek en de Blarinckhorsterbeek gegraven of vergraven. Waarschijnlijk hebben dergelijke ingrepen al ver voor deze periode plaatsgehad om hoger gelegen akkers en weiden te bevloeien.

Vloeiweiden
Op een aantal zandgronden in Nederland en daarbuiten zijn in het verleden vloeiweidesystemen gebruikt ter verhoging van de hooiopbrengsten. Na 1900 zijn deze systemen in onbruik geraakt door invoering van kunstmest en verandering in de waterhuishouding. Voor een dergelijk vloeiweidesysteem is in het verleden de Veldbeek vergraven en opgeleid.

Het Egelgat

Het valt al snel op dat de beken niet midden over de beekeerdgronden lopen, maar vaak juist op de randen van de hogere gronden. Bovendien is de verkaveling verre van willekeurig en zijn sommige hogere gronden doorsneden, zodat de beek naar een ander ‘beekdal’ stroomt óf wordt gestuwd en opgeleid. Een duidelijk voorbeeld van dit laatste bevindt zich ten noorden van boerderij Woudzicht waar de Veldbeek naar het zuidwesten is doorgegraven.  Het voor het vloeiweidesysteem vergraven en opgeleide deel van de beek begint in de buurt van de kruising met de Voorthuizerstraat. Na enkele slingeringen op de hoger gelegen gronden komt de huidige Veldbeek na het Egelgat weer uit in de oorspronkelijke beekbedding.

Iets voorbij het Egelgat, waar de beek vroeger doorheen stroomde, is een stuw om het water bovenstrooms op peil te houden. Het Egelgat functioneert tevens als zandvang. Omstreeks 1990 is het Egelgat uitgediept omdat het dreigde te verzanden.

De Nieuwe Beek    
De meest zuidelijke beektak, op de topografische kaart van rond 1900, wordt De Nieuwe Beek genoemd, ontwatert de Kruishaarse Heide. De naam Nieuwe Beek was van toepassing op het beekdeel tot aan de Oldenallerallee. Deze naam is tot 1960 op TOP kaarten aanwezig. Daarna is de gehele beek Schuitenbeek genoemd. Dit gebied met keurige vierkante kavels aangelegd voor kleine en grote keuterboeren is nog met handkracht en ossenspan geploegd en verkaveld. Bij boerderij Bloemendaal ligt ongeveer het brongebied van De Nieuwe Beek die ter hoogte van het instroompunt van de Veldbeek, richting Randmeer Schuitenbeek genoemd wordt.

De Beek Groot Hell
Ook de Beek Groot Hell is vergraven om de Kruishaarse Heide te ontwateren. Aan de oostkant van de boerderij De Ridder moeten we het brongebied zoeken. Ten noorden van de Donkere Steeg mondt deze beek uit in de Veldbeek. Boerderij De Ridder is ouder dan de ontginning Kruishaarse Heide. De boerderij had veel last van stuifzand. Om de boerderij is ooit een haag (houtwal?) ingeplant die zoveel zand heeft ingevangen dat er nu een wal ligt: de Ridderwal.

De Blarinckhorsterbeek
Ook deze beek is genoemd naar een oude boerderij plaats, nu landgoed Blarinckorst. Zij bediend het gebied van Groot Gerwen. Waarschijnlijk is deze beek in oostelijke richting verlengd om het Veenhuizerveld te draineren. Zij komt nabij de Bussenweg en Hogesteeg uit in de Veldbeek.

De Goorsteeg en de Knapzaksteeg (niet op BAV aangegeven)
Deze stegen klinken niet als beken. Maar beide stegen, wegen, worden begeleid door stromend water dat afkomstig is uit het Huinerbroek.

Schuitenbeek
Bij de spoorlijn Amersfoort-Zwolle komt de Veldbeek uit in de Schuitenbeek. Deze beek stroomt in noordelijke richting, kruist de Nijkerkerstraat en de A28 en mondt bij Strand Nulde uit in het Nuldernauw. Rijkswaterstaat heeft bij de monding van de Schuitenbeek een groot project uitgevoerd om een voordelta te creëren met onder meer rietvelden: de Delta Schuitenbeek. Het laatste stuk van de Schuitenbeek, vanaf De Voordijk, is gegraven. De beek gaat onder de A28 door en buigt zuidwest-waarts in de Delta. Het is niet duidelijk waarom de Schuitenbeek Schuitenbeek heet. Wel is bekend dat Putten ooit twee vissersschepen bezat aan de monding van de Schuitenbeek.

beek Groot Hell

Bronnen en verder lezen
IJzer en aarde, J.van Doesburg, J.W. de Kort en P.A.CSchut, Rapportage Archeologische Monmentenzorg 185; uitgave Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort 2010.

De Over-Veluwe, natuur-cultuurhistorie vanaf Nijkerk tot aan het Veluwe-massief, Leendert de Boer, uitgave IVN Nijkerk, Nijkerk 2017.

Beheers- en Inrichtingsplan Veldbeek, TAUW Infra Consult B.V. ip opdracht van Waterschap Noord-Veluwe, Deventer, december 1992.

Stromend landschap : vloeiweidenstelsels in Nederland, Gert Jan Baaijens,  Eric Brinckmann,

augustus 2022