Molens op de Rollekoot | Hartense Molenbeek |
Maarten van Rossem is de stichter van twee molens op de Rollekoot. Hij koopt in 1542 kasteel de Cannenburch met molen en beken. Hij wil in hetzelfde jaar nog een molen met een wijerd bouwen en vraagt daarvoor toestemming aan hertog Willem van Gelre. De hertog vindt het prima. De omwonenden hebben aanvankelijk geen bezwaar, maar als ze in de gaten krijgen, dat Maarten twee molens wil bouwen met een grote wijerd, vrezen ze dat hun gronden onder water kunnen komen te staan en gaan ze protesteren. Maarten wuift echter alle bezwaren weg en bouwt een koren- en een oliemolen inclusief wijerd. De molens op Rollekoot zijn een feit geworden.
De oliemolen is geen succes en zal weer snel afgebroken zijn, want in de archieven wordt tot eind zeventiende eeuw steeds gesproken over één enkele molen. Wanneer de oliemolen precies is verdwenen is niet bekend. Evert Jansen is de eerste molenaar op de korenmolen. Hij wordt in 1566 opgevolgd door Hermen Timmerman. Deze molen blijft de eerste 100 jaar in gebruik voor het malen van graan.
In 1640 wordt de korenmolen door de pachters Poull Peelen en Jonas Pouwelsen omgebouwd tot volmolen. Vollen is het vervilten van wollen stoffen met behulp van hulpstoffen. Zo’n hulpstof is urine. Het is dan ook niet prettig toeven in de buurt van een volmolen. De ‘te vollen’ lakens worden aangevoerd uit de Overijsselse IJsselsteden en ook uit Amsterdam. In 1647 ontstaat er een strijd met de stad Hattem. Hattem eist tol voor de doorvoer van deze lakens van en naar Kampen. Daar zijn beide pachters het natuurlijk niet mee eens, omdat het volgens hen niet gaat om echte koopwaar, maar om goederen, die na bewerking weer naar de eigenaars terug gaan. De Gelderse Rekenkamer stelt de beide heren echter in het ongelijk en er moet dus betaald gaan worden. Aan het eind van de zeventiende eeuw wordt de molen omgebouwd tot papiermolen. Er wordt ook een tweede molen bijgebouwd, want in 1697 wordt gesproken over “twe pampiremolens waervan pagters sijn Jan de Goye en Jacob Jacobs”. Beide molens hebben vervolgens een reeks van pachters tot 1761. In dat jaar worden Heijmen Kamphuis en Jannetien Herms de pachters van beide molens. De molens zijn eigendom van de Heren van de Cannenburch (Van Isendoorns à Blois). Als de laatste telg uit dit geslacht in 1865 kinderloos sterft, worden alle molens, die onder de Cannenburch vallen, verkocht. In de verkoopcatalogus van de Cannenburcher goederen van 1872 worden de beide Rollekootse papiermolens aangeduid als “Papierfabriek de Rollekoot, thans gedeeltelijk ingericht tot Zagerij”. Hendrik Pannekoek koopt de molens en betaalt er 3400 gulden voor. Hendrik bouwt de papiermolen om tot wasserij/blekerij. Zijn weduwe verkoopt in 1896 deze wasserij aan Evert van Delden. Deze Evert is getrouwd met Hendriks dochter. In 1904 verkoopt Evert de wasserij voor f. 14.000,- . Eigenaar wordt een bleker uit Gouda, Lambertus Jaspers. We zijn dan aangeland bij de naam, waaronder veel Vaassenaren de molenplaats nu nog kennen “wasserij Jaspers”. De familie Jaspers zal 100 jaar aan de Rollekoot verbonden zijn. In de beginperiode wordt nog gebruik gemaakt van waterkracht. In een lijst van 1933 staat echter, dat in stoomwasserij “De Rollekoot” geen waterkracht meer wordt gebruikt. In de jaren daarvoor is een nieuwe 15 pk stoommachine en een kolen gestookte stoomketel aangeschaft. De wasmachine en centrifuge worden vanaf dat moment door de stoommachine aangedreven. De kolen worden per trein aangevoerd naar het station in Vaassen en vandaar naar de wasserij gebracht. De klanten van de wasserij zijn in de beginperiode vooral particulieren. In 1908 wordt de eerste grote klant binnengehaald, sanatorium Sonnenvanck in Harderwijk. Het is dan nog de tijd van paard en wagen en via het Vierhouter Bos wordt de vuile en schone was heen en weer gebracht. In de oorlogsjaren 1940-1945 wordt een nieuw waterrad geplaatst voor de opwekking van elektriciteit en voor de aandrijving van een raspmachine voor bieten. Veel buren aan de Gortelseweg hebben hier gebruik van gemaakt. Overigens is in de oorlogsjaren doorgewerkt.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw worden technische veranderingen aangebracht. De uitbreiding van de wasserij begint vanaf 1969 vorm te krijgen. In 1974 wordt een moderne wasserijstraat geïnstalleerd. Gebouwen worden toegevoegd en het aantal personeelsleden wordt uitgebreid. Vanaf 1974 wordt geen beekwater meer ingezet als waswater. Gebruik wordt gemaakt van opgepompt grondwater, dat na behandeling in een zandfilter en een onthardings- en ontijzeringsinstallatie als waswater dient. Ook komt in dat jaar een einde aan de lozing van het gebruikte waswater in de Hattemse molenbeek. Het bedrijf zorgt samen met de gemeente voor de aanleg van riolering. In 1980 wordt ook een nieuwe stomerij gebouwd, omdat de bestaande stomerij te klein is geworden. Het zal niet de laatste uitbreiding zijn. In 1989 fuseert Jaspers met Poppe uit Vaassen en Ten Bokkel Huinink uit Nijkerk. De naam wordt veranderd in Rentex Interlin Jaspers B.V. In de villa op de Rollekoot vestigt zich de directie van de Rentex Interlin organisatie. In 2004 wordt Rentex Interlin Jaspers B.V. overgenomen door een grote wasserij-organisatie uit Koudekerk aan de Rijn. In 2012 wordt “De Rollekoot” gesloten. Sindsdien staat het gebouw leeg.
Tekst komt uit: Henri Slijkhuis, Molenplaats de Rollekoot in Vaassen,
in Wijerd jaargang 37, nr. 1, maart 2016, p.7-11